Domburg, Albina, Pakira Kondre, Langatabbetje en F
Door: winnie
Blijf op de hoogte en volg Winnie
12 Juni 2007 | Suriname, Paramaribo
Domburg is het dorp waar de boot van Jan Willem en Petra (m’n oom en tante) ligt, en waar ik vorig weekend met de bus naartoe ben gegaan (zie www.witteraaf.info). Domburg ligt een half uur rijden ten zuiden van Paramaribo, aan de Surinamerivier. Voor 60 cent word je ook nog voor de deur afgezet, want bushaltes zijn er niet. Dit is de deur van hun tweede huis, in het dorp Boxel, vlak voor Domburg, op de vaste wal. Het huis wordt nu nog grondig verbouwd, en mijn hulp was natuurlijk welkom. Al draaide het meer uit op een weekendje gezellig relaxen! De buitenkant is nu zo goed als af en de komende tijd zullen een keuken, toilet en badkamer aangelegd worden. Het is nu al heel mooi, dus dat gaat helemaal goed komen.
Rond de middag gingen we eerst even inkopen doen voor de rest van het weekend. Daarna moest er gewerkt worden: bladeren harken in de tuin, zodat het gras de kans krijgt om te groeien. De tuin staat vol fruitbomen: mango’s, pompelmoes, sinaasappels, mandarijnen... heerlijk! Aan het zware werk (valt echt niet mee in die hitte) kwam een eind toen het begon te regenen, en was het tijd voor een verfrissende douche, buiten achter een muurtje naast het huis. Op het menu stonden spareribs van de barbecue, salade en cocosijs met ananas voor toe. Echt een feestmaal! En een primeur in het huis, want de koelkast was pas een dag ervoor geleverd. We gingen slapen op de boot, die een eind van de wal op de Surinamerivier voor anker ligt. Een echte haven met steigers is er niet, dus we moesten er in het donker met het bijbootje naartoe varen. De volgende ochtend was het alweer genieten, van vers geperst sap en een geroosterd broodje met roerei. En dat midden op de rivier.
Na het ontbijt gingen we met een veerbootje naar de overkant, naar de plantage Laarwijk. JW en P kennen hier wat mensen, dus gezellig! We hebben wat rondgewandeld, en een saoto-soep gegeten, en om 2 uur hadden we het wel weer gezien, en gingen we weer naar de overkant. Nadat we een stuk papaja hadden gegeten bij een van de fruitkramen in Domburg reden we weer naar het huis, waar we ook gingen slapen. Op de boot was het toch wel erg warm! We sliepen in hangmatten op het balkon, niet warm en ook nog steeds niet echt comfortabel, maar het begint te wennen. Maandagochtend brachten JW en P me met hun autootje weer naar de stad, want ze gingen een wc uitzoeken, en andere inkopen doen. Nadat ze eerst even op m’n kantoor waren komen kijken, en kennis gemaakt hadden met Chris.
’s Middags stond Ria, m’n nieuwe huisbazin op de stoep, om te vragen waar ik bleef. Ik besloot meteen maar te gaan verhuizen, en dat was binnen een uurtje met hulp van Chris gebeurd. Ik heb natuurlijk ook bijna niks hier, das wel makkelijk! M’n nieuwe huisje is heel leuk, het is een klein appartementje op de begane grond, met een eigen keukenblokje en badkamer, en een bed op de eerste verdieping. Superdeluxe eigenlijk! Naast me wonen een surinaamse man en zijn nederlandse vriendin, Jules en Laura, en twee jonge poesjes, waar ik meteen de hele avond ben blijven hangen. Aan de andere kant is ook nog een appartement, maar dat staat nog leeg.
Albina is het stadje waar mijn oma geboren is, en hier ben ik afgelopen weekend geweest. Vrijdagochtend om 6 uur vertrokken we, met een taxi. Albina ligt helemaal in het oosten aan de Marowijne rivier, die de grens met Frans Guiana vormt. Helaas is er door de binnenlandse oorlog niks meer over van wat er vroeger was, en stelt het dorp niet zoveel meer voor. Albina was dan ook niet het doel van onze trip, want er moesten weer mijnbouwgebieden bezocht worden, om te proberen de mijnbouwers te organiseren en legaliseren. We gingen dus verder met een boot over de rivier naar het zuiden. Een hele toestand om dat te regelen, want zodra we in Albina aankwamen werden we bedolven onder de schreeuwende boot-bezitters, die aan die blanken veel geld dachten te verdienen. Ik heb me er maar niet mee bemoeid, maar uiteindelijk (na minstens een uur onderhandelen) had Chris een goeie deal gesloten, en konden we vertrekken.
Na 2 uur varen leek het alsof we opeens recht op de oever af gingen, maar daar bleek dus de monding van een heel smal zij-riviertje (de Pakira Kreek) te zijn. Ik voelde me net een ontdekkingsreizigster! Na een heleboel bochten kwamen we bij een dorpje, Pakira Kondre). Midden in het bos. We werden hartelijk ontvangen, en kregen een huisje toegewezen waar we onze hangmatten konden hangen. Chris ging met de Kapitein (soort dorpshoofd) praten, maar ik versta er toch niks van, dus ging maar een beetje relaxen en rondwandelen. De mensen van dit dorp behoren tot de Aukanen, één van de zes traditionele bosnegerstammen in Suriname. Elke stam heeft z’n eigen taal en leefgebied. Het dorpje was heel klein, en erg primitief. Er was wel een kerk, en ook een schoolgebouw, maar de lerares (die wel nederlands kon) vertelde me dat alle kinderen aan de overkant naar school gaan, waar ze zelf ook werkt. In het dorp zijn op dit moment te weinig kinderen om de school draaiende te houden. Maar de kinderen die er waren vonden me erg interessant. Ze zien daar bijna nooit blanke mensen. Dus ik werd meegenomen en ze wilden aan m’n haar zitten en m’n moedervlekjes van m’n armen afkrabben, want ze dachten dat het vuil was. Heel grappig! En m’n camera vonden ze natuurlijk nog het interessants van alles. De mensen waren enorm vriendelijk en gastvrij, ik voelde me er eigenlijk meteen thuis. Helaas vertrokken we de volgende ochtend alweer, nadat ik m’n broodjes pindakaas had gedeeld met onze gastvrouw Louisa, en een van de brutaalste meisjes.
We gingen met Kapitein Sana naar Langetabbetje (=lang eiland), ongeveer twee uur verder varen. Onderweg stopten we even in Frans Guyana, wat dus eigenlijk gewoon Frankrijk is, maar dan met een tropisch tintje. En dat zie je meteen. Het dorp Apatou was super modern vergeleken met Pakira Kondre. De meeste gebouwen zagen er goed en degelijk uit, de kerk was prachtig, en de Mairie was echt typisch Frans. Er werd zelfs afval ingezameld met kliko’s, er was een ‘office du tourisme’ en een ‘toilette public’. We werden natuurlijk ook begroet met ‘bonjour’. Toch waren we ook hier als blanken een bezienswaardigheid. Een eind verder stopten we ook nog even bij een ‘river-dredger’, een drijvende goudmijn-installatie, die goudhoudende modder van de bodem van de rivier slurpt. Deze installatie was hier alleen bezig zich een weg door de oever, landinwaarts te boren. Uiteindelijk kwamen we bij onze bestemming, in het gebied van een andere stam, de Paramaka.
Elke stam heeft een ‘Granman’, een grootopperhoofd, en de Granman van de Paramaka woont in Langetabbetje. We moesten hem dus na aankomst meteen gaan begroeten. Best spannend, want als iets hem niet bevalt is het over en uit, valt er niet meer met hem te praten, en kun je zo weer vertrekken. De regel is ook dat je niet over zaken praat bij de eerste ontmoeting. Maar het was erg leuk, want een andere man aan wie ik me voorstelde bleek ook Winnie te heten. Toen werd het natuurlijk meteen gezellig.
Daarna konden we naar ons huis, het dorp heeft twee huizen van de overheid, waar gasten kunnen verblijven. Superdeluxe vergeleken met onze primitieve hut van de nacht er voor. Het huis had boven 4 slaapkamers en een douche en toilet (alleen zonder water, dus we moesten steeds emmers water naar boven dragen, en baden deden we in de rivier). Ik had dus m’n eigen kamertje waar ik m’n hangmat kon hangen, tussen Chris en de kapitein in. Dat heb ik geweten, want ik heb nog nooit twee mensen zó hard horen snurken, echt ongelooflijk. En als de een stil was begon de ander weer... verder zat de zolder vol vleermuizen, die zich ’s nachts ook lieten horen. Nou ja, in totaal hebben we 4 vergaderingen gehad in het dorp, vooral met oude mannetjes die helaas weinig macht meer blijken te hebben.
Verder hebben we een mijn op Frans-Guianees grondgebied bezocht, midden in het bos. We moesten om er te komen weer een onzichtbaar kreekje vinden, en daarna nog een heel eind door een beekje het bos in lopen. Gelukkig hadden we van te voren net nieuwe laarzen gekocht! De mijn bleek een stuk minder geautomatiseerd te zijn dan de vorige die ik heb gezien. Gelukkig geen grote graafmachines hier! Ze schokken eerst wel van onze komst, want als de franse autoriteiten hun activiteiten ontdekken wordt alles in de fik gestoken.
De Kapitein heeft nog twee keer voor ons gekookt: zaterdag soep met aardappelen, een pakje noodle-soep, kokosmelk en kippen-worstjes (was verbazingwekkend lekker) en zondag verse zelfgevangen vissen, met ogen en al gebakken, met rijst. Ook lekker maar die ogen waren (voor het bakken) wel erg groot... Verder hebben we nog met de GPS geoefend, en het dorp rondgewandeld. Langetabbetje is een heel stuk groter dan Pakira Kondre, heeft ook meer voorzieningen, en ’s avonds stroom uit een diesel-generator. Maar de armoede was, ondanks de twee luxe huizen, toch wel duidelijk zichtbaar, en de meeste kleine kinderen hadden hongerbuikjes. Wat verbazingwekkend was, was de aanwezigheid van een internet-café. Een gift van een groot mijnbedrijf in ruil voor toestemming om op het Paramakaanse grondgebied te mogen mijnen. Omkoperij dus, want na een half jaar moest het dorp de internet kosten ($ 500 per maand ofzo) zelf betalen, en was het einde verhaal. En die mijnwerkers krijg je nooit meer van je grond af.
Maandagochtend vertrokken we weer, voor dag en dauw, om 6 uur was alles weer in de korjaal geladen, zodat we de felle zon vermeden. Chris was op de heenweg namelijk behoorlijk verbrand, omdat ie geen hoed had, en zich nauwelijks had ingesmeerd. Beetje dom. Ontbijten deden we in Apatou in Frankrijk, met een echte baguette avec fromage! Heerlijk! De rivier was echt prachtig bij zonsopkomst, en de tocht terug naar Albina ging met de stroom mee een heel stuk sneller. Daar aangekomen brak de hel weer los, we hadden nog geen voet aan wal of de taxichauffeurs stonden al met bossen tegelijk te brullen.... Chris kon gelukkig al snel een comfortabele auto regelen. We namen afscheid van de Kapitein, en twee uur en een heleboel hobbels later waren we weer thuis.
Rond de middag gingen we eerst even inkopen doen voor de rest van het weekend. Daarna moest er gewerkt worden: bladeren harken in de tuin, zodat het gras de kans krijgt om te groeien. De tuin staat vol fruitbomen: mango’s, pompelmoes, sinaasappels, mandarijnen... heerlijk! Aan het zware werk (valt echt niet mee in die hitte) kwam een eind toen het begon te regenen, en was het tijd voor een verfrissende douche, buiten achter een muurtje naast het huis. Op het menu stonden spareribs van de barbecue, salade en cocosijs met ananas voor toe. Echt een feestmaal! En een primeur in het huis, want de koelkast was pas een dag ervoor geleverd. We gingen slapen op de boot, die een eind van de wal op de Surinamerivier voor anker ligt. Een echte haven met steigers is er niet, dus we moesten er in het donker met het bijbootje naartoe varen. De volgende ochtend was het alweer genieten, van vers geperst sap en een geroosterd broodje met roerei. En dat midden op de rivier.
Na het ontbijt gingen we met een veerbootje naar de overkant, naar de plantage Laarwijk. JW en P kennen hier wat mensen, dus gezellig! We hebben wat rondgewandeld, en een saoto-soep gegeten, en om 2 uur hadden we het wel weer gezien, en gingen we weer naar de overkant. Nadat we een stuk papaja hadden gegeten bij een van de fruitkramen in Domburg reden we weer naar het huis, waar we ook gingen slapen. Op de boot was het toch wel erg warm! We sliepen in hangmatten op het balkon, niet warm en ook nog steeds niet echt comfortabel, maar het begint te wennen. Maandagochtend brachten JW en P me met hun autootje weer naar de stad, want ze gingen een wc uitzoeken, en andere inkopen doen. Nadat ze eerst even op m’n kantoor waren komen kijken, en kennis gemaakt hadden met Chris.
’s Middags stond Ria, m’n nieuwe huisbazin op de stoep, om te vragen waar ik bleef. Ik besloot meteen maar te gaan verhuizen, en dat was binnen een uurtje met hulp van Chris gebeurd. Ik heb natuurlijk ook bijna niks hier, das wel makkelijk! M’n nieuwe huisje is heel leuk, het is een klein appartementje op de begane grond, met een eigen keukenblokje en badkamer, en een bed op de eerste verdieping. Superdeluxe eigenlijk! Naast me wonen een surinaamse man en zijn nederlandse vriendin, Jules en Laura, en twee jonge poesjes, waar ik meteen de hele avond ben blijven hangen. Aan de andere kant is ook nog een appartement, maar dat staat nog leeg.
Albina is het stadje waar mijn oma geboren is, en hier ben ik afgelopen weekend geweest. Vrijdagochtend om 6 uur vertrokken we, met een taxi. Albina ligt helemaal in het oosten aan de Marowijne rivier, die de grens met Frans Guiana vormt. Helaas is er door de binnenlandse oorlog niks meer over van wat er vroeger was, en stelt het dorp niet zoveel meer voor. Albina was dan ook niet het doel van onze trip, want er moesten weer mijnbouwgebieden bezocht worden, om te proberen de mijnbouwers te organiseren en legaliseren. We gingen dus verder met een boot over de rivier naar het zuiden. Een hele toestand om dat te regelen, want zodra we in Albina aankwamen werden we bedolven onder de schreeuwende boot-bezitters, die aan die blanken veel geld dachten te verdienen. Ik heb me er maar niet mee bemoeid, maar uiteindelijk (na minstens een uur onderhandelen) had Chris een goeie deal gesloten, en konden we vertrekken.
Na 2 uur varen leek het alsof we opeens recht op de oever af gingen, maar daar bleek dus de monding van een heel smal zij-riviertje (de Pakira Kreek) te zijn. Ik voelde me net een ontdekkingsreizigster! Na een heleboel bochten kwamen we bij een dorpje, Pakira Kondre). Midden in het bos. We werden hartelijk ontvangen, en kregen een huisje toegewezen waar we onze hangmatten konden hangen. Chris ging met de Kapitein (soort dorpshoofd) praten, maar ik versta er toch niks van, dus ging maar een beetje relaxen en rondwandelen. De mensen van dit dorp behoren tot de Aukanen, één van de zes traditionele bosnegerstammen in Suriname. Elke stam heeft z’n eigen taal en leefgebied. Het dorpje was heel klein, en erg primitief. Er was wel een kerk, en ook een schoolgebouw, maar de lerares (die wel nederlands kon) vertelde me dat alle kinderen aan de overkant naar school gaan, waar ze zelf ook werkt. In het dorp zijn op dit moment te weinig kinderen om de school draaiende te houden. Maar de kinderen die er waren vonden me erg interessant. Ze zien daar bijna nooit blanke mensen. Dus ik werd meegenomen en ze wilden aan m’n haar zitten en m’n moedervlekjes van m’n armen afkrabben, want ze dachten dat het vuil was. Heel grappig! En m’n camera vonden ze natuurlijk nog het interessants van alles. De mensen waren enorm vriendelijk en gastvrij, ik voelde me er eigenlijk meteen thuis. Helaas vertrokken we de volgende ochtend alweer, nadat ik m’n broodjes pindakaas had gedeeld met onze gastvrouw Louisa, en een van de brutaalste meisjes.
We gingen met Kapitein Sana naar Langetabbetje (=lang eiland), ongeveer twee uur verder varen. Onderweg stopten we even in Frans Guyana, wat dus eigenlijk gewoon Frankrijk is, maar dan met een tropisch tintje. En dat zie je meteen. Het dorp Apatou was super modern vergeleken met Pakira Kondre. De meeste gebouwen zagen er goed en degelijk uit, de kerk was prachtig, en de Mairie was echt typisch Frans. Er werd zelfs afval ingezameld met kliko’s, er was een ‘office du tourisme’ en een ‘toilette public’. We werden natuurlijk ook begroet met ‘bonjour’. Toch waren we ook hier als blanken een bezienswaardigheid. Een eind verder stopten we ook nog even bij een ‘river-dredger’, een drijvende goudmijn-installatie, die goudhoudende modder van de bodem van de rivier slurpt. Deze installatie was hier alleen bezig zich een weg door de oever, landinwaarts te boren. Uiteindelijk kwamen we bij onze bestemming, in het gebied van een andere stam, de Paramaka.
Elke stam heeft een ‘Granman’, een grootopperhoofd, en de Granman van de Paramaka woont in Langetabbetje. We moesten hem dus na aankomst meteen gaan begroeten. Best spannend, want als iets hem niet bevalt is het over en uit, valt er niet meer met hem te praten, en kun je zo weer vertrekken. De regel is ook dat je niet over zaken praat bij de eerste ontmoeting. Maar het was erg leuk, want een andere man aan wie ik me voorstelde bleek ook Winnie te heten. Toen werd het natuurlijk meteen gezellig.
Daarna konden we naar ons huis, het dorp heeft twee huizen van de overheid, waar gasten kunnen verblijven. Superdeluxe vergeleken met onze primitieve hut van de nacht er voor. Het huis had boven 4 slaapkamers en een douche en toilet (alleen zonder water, dus we moesten steeds emmers water naar boven dragen, en baden deden we in de rivier). Ik had dus m’n eigen kamertje waar ik m’n hangmat kon hangen, tussen Chris en de kapitein in. Dat heb ik geweten, want ik heb nog nooit twee mensen zó hard horen snurken, echt ongelooflijk. En als de een stil was begon de ander weer... verder zat de zolder vol vleermuizen, die zich ’s nachts ook lieten horen. Nou ja, in totaal hebben we 4 vergaderingen gehad in het dorp, vooral met oude mannetjes die helaas weinig macht meer blijken te hebben.
Verder hebben we een mijn op Frans-Guianees grondgebied bezocht, midden in het bos. We moesten om er te komen weer een onzichtbaar kreekje vinden, en daarna nog een heel eind door een beekje het bos in lopen. Gelukkig hadden we van te voren net nieuwe laarzen gekocht! De mijn bleek een stuk minder geautomatiseerd te zijn dan de vorige die ik heb gezien. Gelukkig geen grote graafmachines hier! Ze schokken eerst wel van onze komst, want als de franse autoriteiten hun activiteiten ontdekken wordt alles in de fik gestoken.
De Kapitein heeft nog twee keer voor ons gekookt: zaterdag soep met aardappelen, een pakje noodle-soep, kokosmelk en kippen-worstjes (was verbazingwekkend lekker) en zondag verse zelfgevangen vissen, met ogen en al gebakken, met rijst. Ook lekker maar die ogen waren (voor het bakken) wel erg groot... Verder hebben we nog met de GPS geoefend, en het dorp rondgewandeld. Langetabbetje is een heel stuk groter dan Pakira Kondre, heeft ook meer voorzieningen, en ’s avonds stroom uit een diesel-generator. Maar de armoede was, ondanks de twee luxe huizen, toch wel duidelijk zichtbaar, en de meeste kleine kinderen hadden hongerbuikjes. Wat verbazingwekkend was, was de aanwezigheid van een internet-café. Een gift van een groot mijnbedrijf in ruil voor toestemming om op het Paramakaanse grondgebied te mogen mijnen. Omkoperij dus, want na een half jaar moest het dorp de internet kosten ($ 500 per maand ofzo) zelf betalen, en was het einde verhaal. En die mijnwerkers krijg je nooit meer van je grond af.
Maandagochtend vertrokken we weer, voor dag en dauw, om 6 uur was alles weer in de korjaal geladen, zodat we de felle zon vermeden. Chris was op de heenweg namelijk behoorlijk verbrand, omdat ie geen hoed had, en zich nauwelijks had ingesmeerd. Beetje dom. Ontbijten deden we in Apatou in Frankrijk, met een echte baguette avec fromage! Heerlijk! De rivier was echt prachtig bij zonsopkomst, en de tocht terug naar Albina ging met de stroom mee een heel stuk sneller. Daar aangekomen brak de hel weer los, we hadden nog geen voet aan wal of de taxichauffeurs stonden al met bossen tegelijk te brullen.... Chris kon gelukkig al snel een comfortabele auto regelen. We namen afscheid van de Kapitein, en twee uur en een heleboel hobbels later waren we weer thuis.
-
12 Juni 2007 - 20:55
Winnie:
internet heeft er vandaag geen zin meer in (en ik ook niet) dus veel meer foto's volgen (hopelijk) later deze week! -
13 Juni 2007 - 09:37
Oma En Opa:
Lieve Winnie,een heel andere kennismaking met hetbinnenland!Mooi verhaal! -
14 Juni 2007 - 11:47
Marleen:
Ha winnie, zo leer suriname wel helemaal kennen. Wat goed om te horen dat het allemaal lekker loopt! Jij zult je wel heel veilig voelen met zulke stoere bodyguards! Mijn scriptie is ingeleverd en ik heb maandag mijn verdediging, spannend! liefs marleen -
18 Juni 2007 - 18:09
Hetty:
Je vermaakt je prima zo te horen. En de foto's zijn ook om jaloers op te worden.
Veel succes nog! -
26 Juni 2007 - 12:03
Jeroen:
Hey Winnie, jij hebt ook wel een geweldige mogelijkheid om dit land van binnenuit mee te maken.. Je verhalen en fotos maken me vreselijk nieuwsgierig. Best wel een bietje jaloers..
succes met de rest van je avontuur..
gr Jeroen vanuit Bratislava -
26 Juni 2007 - 20:03
Hanna En Ad Jansen:
Dag Winnie,
We zijn attent gemaakt op je reisverhalen door Elly Arkesteijn, de moeder van Lisette.
Wij komen volgende week naar Paramaribo voor 23 dagen. Misschien is het leuk om elkaar een keer te ontmoeten?
Je maakt nogal wat mee, het lijkt ons leuk om er wat meer over te horen en eventueel wat tips van je te krijgen.
Als je het te druk hebt, of het niet ziet zitten, geen probleem natuurlijk.
Als je het goed vindt, geef ik mijn tel. nummer door.
We horen het wel, groet, Ad en Hanna Jansen:
ahjansen@zonnet.nl
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley